14th March 2014
Mensenmassa’s, opdringerige taxichauffeurs, chaos en vieze wc’s verwacht ik. In Bengalore, een stad van bijna tien miljoen mensen in het zuiden van India, tref ik heel iets anders aan.
Het vliegveld is nieuw, overzichtelijk en vrijwel uitgestorven. Op een klein stress momentje bij de douane (in welk hotel verblijf ik ook al weer?) is dit wel een bijzonder zachte landing. Beter nog bij de uitgang wachten een paar bekende gezichten op me. Het zijn vrienden uit een vorig leven, die ik al vijf jaar niet meer gezien heb.
Na koffie met hen gaat de reis verder met een binnenlandse vlucht naar de eindbestemming,Thiruvananthapuram. Ja, probeer dat maar eens uit te spreken, of goed te spellen. Nog een keer:
THIRUVANANTHAPURAM
Dit is de hoofdstad van de deelstaat Kerala, het meest welvarendste gebied in India, met het hoogste opleidingsniveaus van het land en zo is me beloofd een fantastische natuur. Ook hier wordt weer op me gewacht, ditmaal door de organisatie van het Kerala verkeersbureau, want ik ben door hen uitgenodigd om het gebied te bekijken.
Het eerste hotel waar we verblijven is het Manaltheeram, een luxe resort op negen km van de stad. Na een Indiaans vijf sterren welkom, dat bestaat uit een bloemenkrans, een stip op mijn voorhoofd en een drinkbare kokosnoot wacht diner. Het eten is bijna volledig vegetarisch, voorzien van een hapje trommelmuziek.
’s Nachts in mijn villa blaast de plafondventilator het muskietennet bijna weg. Uit dat ding. Pas dan hoor ik op de achtergrond hoe de wind speelt met de golven. Het strand wacht op me.
’s Ochtends heb ik het (misschien niet zo briljante) idee om te gaan rennen langs het strand, want over een kleine drie weken wacht de halve marathon van Malaga, dus ik moet wel fit blijven.
Aangezien het overdag meer dan 30 C is, gaat om zes uur ’s ochtends de wekker af als de schaduwen nog lang zijn. Op het strand zijn de eerste vissers hun boten te water aan het laten. Ze moeten lachen als ze me zien hollen, een gekke toerist die gaat rennen in de hitte.
Tientallen, misschien wel honderden kraaien pikken tussen de troep de laatste restjes organisch afval, het vele plastic laten ze liggen voor de honden. De beesten zijn mager en talrijk, van een joggende vreemdeling moeten ze niets hebben. Even later houdt het strand op en kom ik in een klein dorpje. Vrouwen zijn druk in de weer met het ontbijt te maken op walmende ovens; olie, houtskool?
Ineens lijkt het me niet meer zo’n goed idee om hier te gaan rennen in het schemerlicht. Allerlei scenario’s gebaseerd op vooroordelen over India spelen zich tegelijkertijd in mijn hoofd af. Groepsverkrachting, hondsdolheid, moord of op z’n minst beroving. Ik maak ruim baan voor de honden, hier zijn zij de baas. Ook de mannen ga ik uit de weg.
Langzamerhand komt de zon op, in het daglicht ziet het er niet meer zo akelig uit. Ik zie nu lachende kinderen. Een adembenemende lagune, kleurrijke vrouwen en nadat ik de vissers achter me heb gelaten ziet het strand er weer uit zoals God het ooit bedoeld had in God’s own country.